In de voormalige Gieterij van de machinefabriek van Stork is nu het ROC van Hengelo gevestigd. Op deze plek, waar het industriële verleden onder de ijzeren spanten nog zo tastbaar is, komen op 29 april 2023 150 mensen bijeen. Ze zijn er om tachtig jaar na het uitbreken van de April-meistakingen stil te staan bij deze belangrijke gebeurtenis. “Vijftig van u zijn nabestaanden van slachtoffers van de April-meistakingen”, memoreert historicus en presentator Erik Dijkstra bij de opening van de bijeenkomst.
Onder de aanwezigen zijn onder meer nabestaanden Gijs Stork, kleinzoon van Frans Stork, in de oorlog directeur van de fabriek Gebr. Stork en Co. NV, en Brita Röhl. Zij is de kleindochter van Frits Loep, bedrijfsleider in dezelfde fabriek. Loep werd op 4 mei 1943 gefusilleerd. In de Stichting Landelijke Herdenking April-meistakingen 1943 is Gijs Stork penningmeester en Brita Röhl voorzitter.
Brita Röhl heet de vele aanwezigen welkom bij de eerste nabestaandenbijeenkomst en in het bijzonder Sander Schelberg, burgemeester van Hengelo en Commissaris van de Koning, Andries Heidema. Röhl vertelt dat de Stichting in 2019 is opgericht om aandacht te vragen voor de betekenis van de stakingen, met een jaarlijkse herdenking. De Stichting wil ook inspireren. Stilstaan bij, en verdere verdieping in, de oorzaken en de achtergronden van de stakingen versterkt het inzicht in de waarde en de betekenis van vrijheid voor iedereen. Er is tachtig jaar na dato veel aandacht voor de stakingen. Ze dankt alle betrokken instanties, organisaties en mensen daarvoor. Zij gaven gehoor aan het appel dat de Stichting op hen deed. “Op deze plek namen onze levens een beslissende wending, ook al waren we soms nog niet geboren. Die impact is geen voltooid verleden tijd en valt niet ongedaan te maken. Door onze ervaringen te delen geven we betekenis aan wat de generaties voor ons hebben moeten meemaken, zodat hun leed niet voor niets is geweest. Zij hebben iets groots teweeggebracht.”
Ook Commissaris van de Koning in de provincie Overijssel Andries Heidema wijst op de historische plek, waar de kiem gelegd werd voor de stakingen. “Het begon als klein protest, maar betekende een kantelpunt, omdat er vervolgens op veel andere plaatsen gestaakt werd. Hij haalt het dagboek van Etty Hillesum aan: “Wanneer men de kracht voor het kleine heeft, heeft men dat ook voor het grote. Ik denk daarbij aan Femie Eftink, de telefoniste van Stork, die ervoor zorgde dat de staking zich als een lopend vuur door het land verspreidde. In Twente legden duizenden mensen het werk neer, bij Stork en ook bij Hazemeijer Signaal apparaten. Er zijn veel helden te herdenken, maar er waren ook mensen die een andere afslag namen, zoals de burgemeester van de gemeente Tubbergen.” Heidema trekt de parallel met de oorlog tussen Rusland en Oekraïne: “Hoe dapper zou je daar zijn en wat doe je als de sociale druk toeneemt? Alleen zonder haat zijn wij de vrijheid waard. Ik wens ons allen een leven in vrijheid.”
Historicus en journalist Hans Morssinkhof is initiatiefnemer van de Stichting Landelijke Herdenking April-meistakingen 1943. Met Erik Dijkstra schreef hij het boek ‘Staken op leven en dood’ (2023). ‘Waarom zijn de April-meistakingen onbekend gebleven’, is de titel van de lezing. Morssinkhof schetst de gebeurtenissen van tachtig jaar geleden: op het eind van de ochtend van 29 april beveelt de bezetter dat alle 300.000 mannen die in 1940 deel uitmaakten van het Nederlandse leger zich moeten melden voor krijgsgevangenschap in Duitsland. Deze mannen hebben gevochten om de bezetter tegen te houden en die moeten dan nu naar Duitsland? Arbeiders van Stork lopen weg, want de staking is al geruime tijd voorbereid. De maat is vol. De bezetter is overrompeld en kiest ervoor het recht van de sterkste te laten gelden. In steden en dorpen gaat hij tekeer, wild om zich heen schietend. Via gelegenheidsrechtbanken, Polizei Standgerichte veroordeelt hij tientallen mensen ter dood. Van hen mag niet bekend worden waar ze in de aarde rusten. Een golf van terreur verspreidt zich over het land. In slechts een paar dagen tijd vallen bijna 200 doden. Deze doden heeft de bezetter bewust gewild.
Toch is deze staking onbekend gebleven, terwijl ze met 500 .000 stakers de grootste uit de Nederlandse geschiedenis is en de grootste in door Duitsland bezette gebieden. De stakingen gelden tijdens de bezetting als mislukt, omdat ze niets tastbaars hebben opgeleverd. Met zo’n staking wil niemand geassocieerd worden. Ook Stork niet, dat de staking probeert te verdonkeremanen. Want Stork en staken, dat rijmt niet. Wat ook meeweegt is de standrechtelijke executie van Frits Loeb, op 4 mei 1943, leidt tot een controverse tussen de families Loep en Stork. Uitgebreid herdenken past dan niet. We kunnen nu stellen dat de slachtoffers en hun nabestaanden onrecht is aangedaan. De April-meistakingen verdwenen uit het zicht en voor de nabestaanden was geen plaats. Pas met Loe de Jong in 1963 komt er aandacht voor de stakingen. De Jong brengt herinneringen samen in de context van het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Hij vertelt hoe de sfeer in het land omslaat, na de stakingen en de daarop volgende terreur van de bezetter. De bereidheid tot sabotage en het opnemen van onderduikers nam toe. De Jong noemt de stakingen een keerpunt en een waterscheiding. Zijn tv-uitzending brengt echter geen ommekeer teweeg: niemand spreekt over de stakingen.
“Zo kan het dat pas vandaag, na tachtig jaar, de eerste meer landelijke herdenking en de eerste nabestaandenbijeenkomst plaatsvindt”, zegt Morssinkhof. “Documentaire, boek en de theaterproductie ‘De vergeten Twentse lente’ zullen voor meer aandacht zorgen”, verwacht hij. “Er zullen nieuwe vragen opkomen, die een stimulans zijn voor verder onderzoek. De 500.000 mannen en vrouwen die zich tegen een oppermachtige bezetter keerden hebben recht op grotere bekendheid. Machinefabriek Stork was het middelpunt. Al die staakten namen het op voor de ander, toonden zich solidair en namen verantwoordelijkheid. Al die staakten houden ons hier en nu een spiegel voor,” sluit Morssinkhof af. Lees hier de voordracht van Hans Morssinkhof.
Erik Dijkstra licht toe dat de driedelige BNNVara documentaire ‘Staken op leven en dood’ vooral gaat over persoonlijke verhalen. Daaruit komt steeds naar voren dat de oorlog niet stopte in 1945. In de uitzending van 8 mei is het verhaal van Ella Postema opgenomen. In de oorlog woonde de familie Postema – vader, moeder en enig kind Ella, in het Drentse dorp Roden. Ella is een baby. Vader Jan is leider van het lokale verzet en aanjager van de april-mei stakingen. Hij wordt door de bezetter gearresteerd en op de Grote Markt in Groningen door een Nederlandse politieman doodgeschoten. Zijn lichaam ligt daar een dag als afschrikwekkend voorbeeld. Haar moeder krijgt slechts enkele persoonlijke bezittingen terug. Ella Postema: “Mijn moeder schreef in haar dagboek dat ze mij als levend schild gebruikte tegen de Duitsers. Ze had mij altijd op de arm en ik moest lachen en wuiven. Ze zei dat ik haar leven had gered. Ik was haar gevangene en werd door haar vastgebonden en opgesloten in een speelkamer. Later had ik een vriend en we wilden trouwen, maar hij verongelukte een dag voor ons huwelijk. Voor mijn moeder was dat bewijs dat ik bij haar moest blijven.” Erik Dijkstra leest in de documentaire voor dat iemand in 1996 over Ella zegt: “Ze is gesloopt door haar moeder, maar niet vernietigd.” Pas na de dood van haar moeder, Ella is dan 53, krijgt ze haar vrijheid terug. “Ella is beschadigd, maar nooit gebroken. Ik ben blij dat ze haar verhaal aan mij wilde vertellen”, zegt Erik Dijkstra.
Marianne Belleman, psychiater bij Centrum’45 van ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum. Het centrum is gespecialiseerd is in de diagnostiek, behandeling en het ontwikkelen van kennis rondom oorlogsgetroffenen en de generaties erna. Belleman is betrokken bij de behandelgroep ‘WOII’, die zich richt op de intergenerationele gevolgen van oorlog en geweld.
“Hoe kan het dat er in Nederland vlak na de oorlog zo weinig oor was voor de verhalen die men net had meegemaakt, waaronder deze grootschalige staking”, legt Belleman de aanwezigen voor. De overtuiging was dat je het toen beter niet kon hebben over psychisch leed. Alleen fysieke klachten werden behandeld. Het onbeschrijfelijke leed was nauwelijks in woorden te beschrijven, niet naar elkaar en zeker niet naar de kinderen. Door het ontbreken van aandacht voor de staking, ontstond er geen emotionele ruimte kwam om bij de effecten stil te staan. “Dan gaat het verhaal zweven, irriteren en wordt een geheim, dat door kinderen wel gevoeld wordt”, zegt Belleman. Door veroudering kunnen mensen pijnlijke herinneringen steeds minder vermijden. In dialogen die dan ontstaan kan verwerking alsnog plaatsvinden en wordt recht gedaan aan waar angsten of emoties vandaan komen. Ook voor de jongere generatie komt er met het opheffen van het zwijgen ruimte voor verbinding en verwerking. Zodra het verhaal duidelijker wordt, is de context terug en komen emoties meestal tot rust. Een plek creëren waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en ervaringen kunnen delen, zoals in de nabestaandenbijeenkomst, is helend. Niet alleen voor de getroffenen, maar ook voor onze maatschappij en voor alle generaties die nog volgen. Lees hier de voordracht van Marianne Belleman.
Theatergroep Woest Oost uit Zutphen bestaat uit jonge acteurs. Theatermaker Irene Kriek sprak met Brita Rohl, Gijs Stork en Petra Wolthuis en maakte op basis daarvan de theatervoorstelling Er hoeft er maar een de eerste te zijn over de April-meistakingen. Het is een voorstelling over solidariteit in tijden van verdeeldheid. Over de vriendschap tussen Frits Loep en Frans Stork, “Frits en Frans, Frans en Frits, een vriendschap als een rots, die generaties overleefde”. De zeven acteurs van Woest Oost spelen een stuk uit de voorstelling en ontroeren daarmee alle toeschouwers. Een groot applaus volgt op hun optreden.
Vervolgens vinden twee programmaonderdelen gelijktijdig plaats: nabestaanden gaan in kleine groepjes in gesprek met elkaar. Brita Röhl en Gijs Stork nemen deel aan deze gesprekken en medewerkers van ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum zijn gastvrouwen en begeleiders. Nabestaanden wisselen met elkaar ervaringen uit. Ook daaruit blijkt dat de gebeurtenissen van tachtig jaar geleden bij de huidige generaties veel impact hebben. “Met mijn vader is niks ergs gebeurd, maar dat kwamen we nauwelijks te weten, omdat hij nooit over die tijd wilde praten. Die spanning hing als een monster boven ons, zeker in de week van 29 april tot na 5 mei”, vertrouwt een mevrouw (90) de anderen toe.
Het andere programmaonderdeel is een vragensessie met Hans Morssinkhof en Marianne Belleman, met Erik Dijkstra als gespreksleider. De aanwezigen stellen veel vragen, ook aan Erik Dijkstra, met als rode draad dat er nog veel onduidelijk is over de organisatie van de stakingen en ook over de gevolgen. Een van de vragen: “Waarom zijn Roorda en Vlam als aanstichters van de stakingen niet gearresteerd noch veroordeeld?” Morssinkhof: “Dat wekt tot op de dag van vandaag verbazing. Er werkten Duitsers in de fabriek, maar er werden geen namen genoemd. Stork was een gesloten systeem. Dit vraagt om meer onderzoek.” Lees hier de volledige samenvatting van de vragensessie.
Erik Dijkstra dankt de aanwezigen voor hun inbreng en nodigt iedereen uit voor de lunch en aansluitend de herdenking in de hal van de voormalige machinefabriek Stork. De lunch is aangeboden door de gemeente Hengelo. Ook tijdens de lunch gaan de gesprekken over de April-meistakingen door.