Geachte aanwezigen,
In een recensie in de NRC van gisteravond viel me een zin op. Die moet ik bewaren voor morgen, dacht ik. Het was deze zin: ‘Zo weet Hitler na zijn dood nog de kinderen van zijn slachtoffers te beschadigen, ook al weten die niet wat ‘echte’ oorlog is.’
En hiermee is eigenlijk al een van de fundamenten onder deze bijeenkomsten gelegd. Want u heeft van ver moeten komen. En met ‘ver’ bedoel ik niet een afstand in kilometers, maar in de tijd: wat vandaag tachtig jaar tachtig jaar geleden hier bij de machinefabriek Stork in Hengelo begon, werkt nog steeds door in uw levens.
Allemaal heeft u gebeurtenissen meegemaakt, en verhalen gehoord of juist niet gehoord, die zijn terug te leiden tot wat op donderdag 29 april 1943, ergens tussen half twee en twee uur ’s middags, begon bij Stork. Uit deze fabriek liepen arbeiders weg, van hier brachten telefonistes én de mannen die naar buiten liepen, de stakingsboodschap verder, in Hengelo en daarbuiten.
In de documentaire ‘Staken op leven en dood’, waarover Erik Dijkstra u zo meer vertelt, heeft regisseur Kees Schaap het verspreiden van die stakingsboodschap op indringende wijze zichtbaar gemaakt. Als u de eerste aflevering heeft gezien, herinnert u zich dat ongetwijfeld nog: telkens als Erik, Kees en de filmploeg op stap gaan, krijgen we op een landkaart eerst Hengelo te zien. Daar vonkt en knettert iets en vervolgens zien we over die landkaart een vlammend lijntje lopen naar de plek waar zich iets heeft afgespeeld. Steeds herinneren die lijntjes eraan hoe alles hier begint, bij Stork.
En die lijntje laten nog meer zien. U allen, hier vandaag aanwezig, bent door die lijntjes met elkaar verbonden. Zelfs als u elkaar niet kent, zelfs als u tot vandaag niet van elkaars bestaan afwist. Alle slachtoffers en nabestaanden, van Marum tot Heerlen, en van Hengelo tot Krommenie, Beneden-Leeuwen en andere plaatsen, maken deel uit van een groter verhaal.
Voor ik daarover verder ga, doe ik er goed aan om in het kort te schetsen hoe het kan dat wij hier nu bij elkaar zijn.
En dan moet ik beginnen op donderdag 29 april 1943, vandaag tachtig jaar geleden. Tegen het einde van de ochtend beveelt de bezetter alle mannen die deel hebben uitgemaakt van het Nederlandse leger, zich onmiddellijk te melden voor krijgsgevangenschap in Duitsland. De order treft ongeveer 300.000 mannen.
Iedereen kent wel zo’n oud-soldaat. Het is je vader of oom, je broer of je neef, een goede vriend, een collega, je man, vriend of verloofde. En zelfs als je niemand kent, weet je: deze mannen hebben in de meidagen van 1940 gevochten om de Duitse legermacht tegen te houden. En die moeten nu naar Duitsland?
Arbeiders van Stork, die in de middagpauze naar huis zijn geweest, brengen het nieuws opgewonden de fabriek binnen. Meteen loopt iedereen weg, want in de machinefabriek is de staking al geruime tijd voorbereid. De bezetter moet maar eens weten dat de maat meer dan vol is. Zo ontstaat een volksopstand. Hier komen vrouwen en mannen op voor elkaar, hier ontstaat een explosie van solidariteit.
De bezetter is overrompeld. Hij kiest ervoor om het recht van de sterkste te laten gelden. In steden en dorpen gaat hij te keer, wild om zich heen schietend. Er vallen vele doden. Via gelegenheidsrechtbanken, de Polizeistandgerichte, veroordeelt hij nog eens tientallen mensen ter dood. En van die slachtoffers mag niet bekend worden waar ze in de aarde rusten.
Een golf van terreur spoelt over het land. In slechts een paar dagen tijd vallen er bijna 200 doden. Die doden heeft de bezetter bewust gewild.
En tóch is deze staking onbekend gebleven. Hoewel ze toch de grootste uit de Nederlandse geschiedenis is, en ook nog eens de grootste in de door Duitsland bezette gebieden. Al tijdens de bezetting gelden de stakingen als mislukt: ze hebben immers niets tastbaars opgeleverd en veel slachtoffers gekost. Met zo’n staking wil niemand zich associëren.
Ook de machinefabriek Stork niet. Ze probeert de stakingen zelfs te verdoezelen, want Stork en staken rijmt niet. En wat ook meeweegt: de standrechtelijke executie van ir. Frits Loep, op 4 mei 1943, leidt tot een controverse tussen de families Stork en Loep. Uitgebreid herdenken voelt dan niet goed.
En: de blik moet vooruit, iedereen moet verder. Er is geen tijd om stil te staan of om te kijken.
Maar welke verklaring we ook vinden, we kunnen nu wel stellen dat de slachtoffers en hun nabestaanden onrecht is aangedaan. De April-meistakingen verdwijnen uit het zicht, voor hun verhalen is er daardoor geen tijd en geen plaats. In veel gevallen zijn nabestaanden bovendien niet in staat om erover te vertellen. Hun leed werkt lang door. U weet daar alles van, u bent ervaringsdeskundigen en Marianne Belleman vertelt ons daarover zo dadelijk meer.
Truus de Witte, velen van u kennen haar, heeft er haar levenswerk van gemaakt om alle verhalen alsnog naar boven te halen. Met grote zorg, en nog veel meer liefde, heeft ze velen geïnterviewd en daarvan in haar proefschrift en andere publicaties verslag gedaan. Ze heeft daarbij geattendeerd op een bijzonder gevolg van de standrechtelijke executies: omdat niet bekend mocht worden waar die plaatsvonden, konden nabestaanden niet afsluiten. Want dat is wat vermissing doet: er is geen einde, er kan niets worden afgesloten. Er is geen graf, de wond blijft schrijnen en speelt bij vlagen lelijk op.
Pas in de jaren zestig komt er iets van een kentering. In 1963 besteedt Loe de Jong in zijn televisieserie De Bezetting aandacht aan de stakingen. Mensen blijven ervoor thuis. De Jong is de eerste die alle ervaringen en herinneringen samenbrengt in een groter verhaal: dat van het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Hij geeft er context en een kader aan.
Deze avond legt De Jong uit hoe de stakingen zich razendsnel verspreiden en hoe de terreur waarmee de bezetter ze neerslaat zich uiteindelijk tegen hem keert. De sfeer in het land slaat om, de bereidheid tot verzet en sabotage wordt groter, meer boeren op het platteland zijn bereid om onderduikers op te nemen. Later noemt De Jong de stakingen ‘een historisch keerpunt’ en ‘een waterscheiding.’
De Jongs uitzending brengt echter geen ommekeer te weeg. Het beeld is dan al te veel gestold en niemand stelt nog vragen. En de nabestaanden zijn niet in staat woorden te geven aan wat er in hun zielen omgaat. De kluis blijft dicht, het trauma woekert voort. Hun kinderen weten dat er niet naar gevraagd mag worden. Het is verboden gebied, een kind voelt dat.
En zo kan het dat pas na tachtig jaar, vandaag dus, een echte, meer landelijke herdenking kan plaatsvinden. Op enkele plaatselijke of regionale herdenkingen na is het al tachtig jaar stil.
Ook na vandaag zullen de April-meistakingen en de gevolgen daarvan niet algemeen bekend zijn. Maar dit jaar, en op dit moment, gebeurt er veel om daarin verandering te brengen. Documentaire en boek, zo hopen de samenstellers van ganser harte, zullen bijdragen aan grotere bekendheid, net als de theaterproductie Vergeten Twentse Lente die vanavond in première gaat. Ze zullen nieuwe vragen oproepen en zo de stimulans kunnen zijn voor diepgaander onderzoek. Deze stakingen, maar vooral de moed van zó n 500.000 vrouwen en mannen om zich te keren tegen een oppermachtige bezetter, hebben recht op grotere bekendheid. Om hun betekenis en hun gevolgen.
In het begin van mijn relaas sprak ik over de lijnen die in de documentaire zo zichtbaar zijn en die u als nabestaanden verbinden. Op de landkaart van Nederland vormen ze een spinnenweb, met de voormalige machinefabriek Stork als middelpunt. Uw ervaringen maken daarvan deel uit. Het verhaal van de April-meistakingen is nu meer dan ooit ook úw verhaal.
Ik spreek de wens uit dat u straks met elkaar uw verhalen kunt delen. Dat u zich erkend en herkend, gehoord en gezien weet en bruggen kunt slaan naar de toekomst. In het besef dat de pijn en het verdriet van uw familieleden diepe zin hebben.
Want al wie staakte, nam het op voor de ander. Al wie staakte, toonde zich solidair en nam verantwoordelijkheid voor die ander. En houdt daardoor ook ons, hier en nu, een spiegel voor.
Hengelo, 29 april 2023
Hans Morssinkhof